Ter aarde

 

 

 

                                                    Bovenstaand type pot / urn wordt ‘Terrine’ genoemd, datering Late Bronstijd - Vroege IJzertijd;

                                                                                de urn is in 1967 gevonden in Heythuysen in een graf uit de Vroege IJzertijd.

 

 

De urnen

 

Aankoeksels van voedselresten en slijtagesporen laten zien dat de urn eerst dienst deed in het huishouden voordat hij tot urn bestemd werd. De draaischijf was nog niet uitgevonden, alle aardewerken potten zijn met de hand gevormd. De pot werd opgebouwd uit rollen klei die stevig aan elkaar gekneed werden. De klei was verschraald, d.w.z. gemengd met ander materiaal als vergruisde scherven van oud aardewerk en grassen. Dat was nodig om krimp bij het drogen tegen te gaan. Krimp kon barsten en scheuren tot gevolg hebben. De pot werd vervolgens te drogen gezet tot hij na één of twee dagen ‘leerdroog’ was waarna eventueel met een mes motieven aangebracht werden. Daarna werd de pot in open vuur gebakken en de aangebrachte sierkerven opgevuld met witte pasta gemaakt van verbrand en gemalen bot.

 

 

 

 

Voedselbereiding in de IJzertijd-nederzetting van het Historisch Openluchtmuseum Eindhoven. Vlees wordt

gerookt, wortels, graan en zaden worden gekookt in een pot die tegen het gloeiend houtskool aanstaat.

 

 

 

 

 

 

 


 

Het grafveld als baken

 

Uit onderzoek elders in Limburg is bekend dat boeren in de Late Bronstijd en Vroege IJzertijd in kleine buurtschappen woonden. Men bouwde twee tot vier boerenerven op zichtafstand van elkaar. Na een bepaalde tijd – als de akkers waren uitgeput, de boerderij in verval raakte, of als een jongere generatie de vleugels uitsloeg – verliet men de boerderij en bouwde een nieuw onderkomen even verderop. Dit systeem van bouwen, verlaten en elders weer opbouwen wordt ook wel ‘wandelende nederzettingen’ of ‘zwervende erven’ genoemd.

 

Wanneer iemand uit de kleine gemeenschap overleed, werd hij of zij, jong of oud, gecremeerd op een brandstapel. De resten werden al of niet in een urn en al of niet ingegraven, bedekt met een plaggenheuveltje op een hoger gelegen plek waar zich ook eerdere, oudere graven bevonden. Door de hoge ligging van de graven, duidelijk herkenbaar in het destijds open landschap, fungeerden deze grafvelden mogelijk als baken en markering van het gebied van de gemeenschap. Het grafveld bij de Busjop is hier een goed voorbeeld van. Het urnenveld ligt op het hoge deel van een dekzandrug, hoger dan welk ander punt in de omgeving en was destijds van verre zichtbaar.

 

 

 

           

 

Een eergetouw uit de IJzertijd. De ploeg scheurde de grond open, maakte de bovengrond los maar keerde de grond niet. Een dergelijke ploeg uit de 2e of de 3e eeuw v.Chr. is gevonden in Horst, Limburg (illustraties: internet)

 

   

 

Het spinnen van wol met behulp van een spintol.       Een maalsteen waarmee graan tot meel gewreven werd.

 

 

Een boerderij uit de IJzertijd. De boerderij is gebouwd in het Historisch Openluchtmuseum Eindhoven op grond van gevonden resten (een patroon aan paalgaten) in Oss uit ca. 500 v.Chr.

 

De levensverwachting was in die tijd gemiddeld laag. Een eenmaal volwassen individu kon zestig jaar worden, maar de kindersterfte was hoog, ongeveer 50% haalde de eerste verjaardag niet. De gemiddelde leeftijd lag daarom rond 25-30 jaar.

 

 


 

Zorg voor de doden

 

 Bronstijd

 2000-800 v. Chr.

 IJzertijd

 800-12  v. Chr.

 Vroeg

 2000-1800

 Vroeg

 800-500

 Midden

 1800-1100

 Midden

 500-250

 Laat

 1100- 800

 Laat

 250-12

 

 

Late Bronstijd - Vroege IJzertijd

 

In de belangrijkste periode dat het grafveld Busjop in gebruik was (ca. 1000 / 900 - 700 / 600 v.Chr.), was het cremeren van de doden in Nederland heel gebruikelijk. De nabestaanden verbrandden de lichamen van hun familieleden op een brandstapel. Vervolgens werden de overblijfselen verpakt, meestal in een urn, soms los in een doek. Over de urn werd een lage heuvel van gras- of heideplaggen opgeworpen. Door telkens een nieuwe heuvel in de directe nabijheid van een andere aan te leggen, ontstond een uitgestrekt grafveld, een urnenveld.

 

 

 

Gravure uit ‘Korte beschryvinge van eenige vergetene en verborgene antiquiteten ..

                                                              door Johan Picardt, 1660

 

 

 

 

 

 

 

                      

 

 

                                        Geoorde urn met beenderresten, het type pot wordt gedateerd in de Late Bronstijd - Vroege IJzertijd;

                                        de urn is in 1967 gevonden in Heythuysen in een graf uit de Vroege IJzertijd

 

                                        Afbeeldingen rechts: urnen opgegraven in Heythuysen

 

 

Voordien

 

Eerder in de Bronstijd waren andere rituelen gebruikelijk. Doden werden niet cremeerd maar begraven. Soms werden later in de rand van de grafheuvel een aantal anderen bijgezet, mogelijk gaat het dan om familiegrafheuvels. Rondom  de heuvel stonden palen in een cirkel. Niet iedereen kwam toen overigens in een graf terecht: regelmatig worden bij opgravingen menselijke skeletresten in afvalhopen van nederzettingen aangetroffen.

 

Vanaf de Midden Bronstijd ging men in het zuiden van Nederland geleidelijk over op het cremeren van de doden, het noorden volgde later. De omvang van de heuvels nam af. De palenkrans rondom de heuvel werd vervangen door een greppel. De verzamelde as plaatste men aanvankelijk nog in een boomkist in de grafheuvel. Grafgiften meegeven was geen gewoonte, soms werd aardewerk of een miniatuuruitvoering van de bijbehorende urn meebegraven. Andere grafgiften zijn eenvoudige bronzen sieraden, een naald of voorwerpen voor persoonlijke verzorging: een pincet of scheermes.

 

  Aan de noordrand van het Leudal zijn sporen aangetroffen van een grafheuvel met boomkistbegraving.

 

 

Maquette van een grafheuvel uit het Leudal (de Boshei). Het grafmonument werd omstreeks 1500 v.Chr. opgeworpen. De as in het centrale graf was bijgezet in een boomkist, een klein potje was bij de kist geplaatst als grafgift. Daarnaast waren later andere bijzettingen in de heuvel begraven, een urn met crematieresten en zes crematiegraven zonder urn. De heuvel bestaat niet meer, hoe het geheel er uit heeft gezien is gereconstrueerd aan de hand van bodemsporen.

 

Dit grafmonument had een zeldzaam soort paalkrans, de palen stonden paarsgewijs gesteld. Dit type is maar een aantal keer in Zuid-Nederland vastgesteld, vooral in de Brabantse Kempen. Een paalkrans is een cirkel van houten palen die de grafheuvel omringde. De palen staken met een gelijke lengte – waarschijnlijk de lengte van een volwassen persoon – boven het oppervlak uit. Deze paarsgewijs gestelde palen waren vermoedelijk verbonden door dwarsliggers. Zo vormden ze een duidelijk zichtbaar onderdeel van het grafmonument.

 

 

Nadien

 

Rond 500 v.Chr. komt er een einde aan de traditie van de urnenvelden. Nabestaanden dekten de brandplaats slechts af of begroeven de crematieresten op onopvallende wijze in kleine kuiltjes, soms op het eigen erf. De functie van grafvelden als sociaal bindmiddel werd overbodig is de theorie van archeoloog Fokke Gerritsen. Boeren gaven hun zwervend bestaan geleidelijk op en gingen in vaste nederzettingen wonen. De lokale identiteit, de band die men onderling had, was voordien gericht op de in het oog springende plek waar de crematieresten van de gemeenschappelijke voorouders waren begraven. Die focus verlegde zich nu naar de gemeenschappelijke woonplaats en weer later naar de familiegroep. De basis van de collectieve identiteit veranderde en daarmee het grafritueel.

 

 

 


 

Bronnen

 

A.D. Verlinde, 1975

Enige aspecten van het dodenbestel in de Nederlandse prehistorie. Westerheem jrg. 24, nr 2

 

J.R.Beuker et al, 1991.

Zorg voor de doden. Assen, Drents Museum.

 

Leo Verhart, 1993.

De prehistorie van Nederland. Leiden, Rijksmuseum van Oudheden.

 

Johan Hendriks, 1994.

Archeologie in de Lage Landen. Prisma.

 

L.P. Louwe Kooijmans et al, 2005

Nederland in de prehistorie. Uitgeverij Bert Bakker

 

De urnen uit Heythuysen (1967) behoren tot de collectie van

Centre Céramique, Maastricht : www.centreceramique.nl

 

De urnen -gemerkt GL- uit Heythuysen (rechts) behoren tot de collectie van

Het Rijksmuseum voor Oudheden in Leiden:  www.rmo.nl

Ze komen uit de collectie van Charles Guillon (1811-1873); zie pagina Grafveld

 

 


 

 

         

          Home